Een zeventiende-eeuwse kapel midden in een veld in de Denderstreek wordt herbestemd tot woning. Een lichte staalstructuur wordt tegen de oostelijke wand geschoven en maakt de royale ruimte bewoonbaar.
Twee tussenvloeren uit geprofileerde staalplaten kragen uit over een portiekstructuur op de middenas van de kapel. Ze worden precies bijgesneden door het halfronde koor en bij de oude voordeur. Een ranke stalen spiltrap met geplooide treden verbindt de verschillende verdiepingen. Een enkele nieuwe deuropening in het koor breekt het gesloten karakter van de kapel open en kijkt uit over de achterliggende velden.
Door een reeks opgelegde ontwerpregels werd gekozen voor een lichte staalconstructie die losstaat van de muren, minimaal bevestigd wordt aan het bestaande gebouw en demonteerbaar is.
De tuinberging, die op een zwevende stalen kader steunt, is opgebouwd met gewalste- en koudgevormde profielen uit staal. Dak en gevel zijn afgewerkt met aluminium golfplaten en beplating.
